zondag 8 februari 2015

W.F. Hermans, Nooit meer slapen - stromingsboek 1950-1980

a. Nooit meer slapen
    W.F. Hermans
    Eerste druk: 1966, De Bezige Bij te Amsterdam
    253 pagina's

b. Genre: Naturalistische roman

c. Samenvatting.
Alfred Issendorf, een student geologie, gaat naar Noorwegen om in Oslo professor Nummedal te bezoeken. Alfred is naar Noorwegen gestuurd door professor Sibbelee, die Alfred op onderzoek wil sturen om een bepaalde theorie te bewijzen. De theorie komt erop neer dat bepaalde kraters in het Noord-Noorse landschap veroorzaakt zouden zijn door meteorieteninslagen. Met deze theorie heeft Sibbelee zich de hoon van de geologische wereld op de hals gehaald, maar Alfred wil er desondanks onderzoek naar doen. Alfred ontmoet Nummedal in zijn instituut in Oslo. Hoewel Nummedal zelf een brief heeft gestuurd aan Sibbelee over deze ontmoeting, blijkt er meteen een misverstand te zijn over het tijdstip van ontvangst. De portier van het instituut blijkt blind, en ook het gezichtsvermogen van Nummedal blijkt zeer slecht.

Wanneer Alfred en Nummedal in gesprek raken, blijkt dat Nummedal minder sympathie heeft voor Sibbelee dan dat de laatste zelf deed voorkomen. Er blijkt bovendien een taalprobleem te zijn: Nummedal spreekt het liefst Duits, terwijl Alfred liever Engels spreekt. Alfred heeft voor zijn onderzoek luchtfoto's nodig van het landschap dat hij gaat onderzoeken, en hij gaat er vanuit dat Nummedal hem die kan verstrekken. Op een vraag van Alfred over deze foto's gaat Nummedal echter niet in. Nummedal stelt Alfred voor om de omgeving van Oslo te gaan bekijken. Alfred voelt hier niet veel voor, maar gaat hier toch op in, misschien kan hij, door meegaand te zijn, alsnog de luchtfoto's bemachtigen. 

Behalve van Sibbelee blijkt Nummedal de hele Nederlandse wetenschap niet erg hoog in te schatten; hij beweert dat het Nederlandse landschap helemaal niet geschikt is voor geologisch onderzoek. Aan het eind van de rondleiding vertelt Nummedal dat Alfred de luchtfoto's op kan halen bij de geologische dienst in Trondheim, als hij naar Finnmarken (Noord-Noorwegen) vertrekt. De persoon die hem hiermee verder kan helpen is een zekere directeur Hvalbiff. Alfred is teleurgesteld over zijn ontmoeting met Nummedal: hij heeft de hele tijd naar diens verhalen moeten luisteren zonder ook maar iets verder te zijn gekomen. Hij besluit om Sibbelee hierover een boze brief te schrijven, maar uiteindelijk schrijft hij alleen een nietszeggend kaartje. Op zijn hotelkamer ziet Alfred een Nederlands programma over de luchtsnelheid in een fluit. Vroeger wou Alfred zelf graag fluitist worden, maar omdat hij niet de geschikte fluit had, kon hij niet in een orkest spelen. Hij slaapt slecht die avond, hij besluit om zijn spullen nog eens te inspecteren. Als hij zijn kompas heeft gevonden, dat hij van zijn zus heeft gekregen, bedenkt hij een theorie over het spiegelbeeld in de geschiedenis van de mens; zijn dubbelganger in de kompasspiegel zal zijn proefschrift schrijven. Alfred vertrekt per vliegtuig naar Trondheim. Hij wil het liefste een meteoriet vinden van een nieuwe steensoort; hij wil deze 'Issendorfiet' noemen. Als hij een krantenverslag leest van een expeditie door de Himalaya, beseft hij hoe zwaar de tocht door Finnmarken zal worden. In Trondheim aangekomen bezoekt Alfred daar de Geologische Dienst. 'Directeur Hvalbiff' is er niet, een zekere Oftedahl staat Alfred te woord. De luchtfoto's blijken wederom niet beschikbaar: door een recente verhuizing zijn de foto's wel ergens in het nieuwe gebouw, maar zijn ze onvindbaar. Alfred vertelt Oftedahl dat hij in Amsterdam de Noorse student Arne Jordal heeft leren kennen, hij heeft Alfreds belangstelling voor Finnmarken gewekt. Oftedahl vertelt Alfred dat Nummedal een chauvinist is en dat Hvalbiff een enorme hekel aan hem heeft. Alfred vertrekt met het vliegtuig naar Tromsø. In Tromsø merkt Alfred dat door de middernachtzon niemand gaat slapen. Als hij een cruiseschip ziet aankomen denkt hij in een van de opvarenden Arne te herkennen, later blijkt dit een misverstand te zijn. Alfred ontmoet een Amerikaanse vrouw die hem vertelt met over de 'arctische safari' die zij met haar man heeft gemaakt. Als Alfred een Italiaan was geweest, had hij haar een oneerbaar voorstel gedaan. Alfred vertrekt per vliegtuig naar Alta, onderweg peinst hij over de luchtfoto's die hij niet heeft kunnen krijgen, de rol van Sibbelee en de gebeurtenissen van de afgelopen dagen. In Alta aangekomen denkt hij wederom zijn vriend Arne in iemand te herkennen, maar hij zit er weer naast. Uiteindelijk ontmoet hij Arne toch. Ze hebben het even over taalproblemen en andere eigenaardigheden in kleine landen, pakken hun spullen en gaan op weg naar Skoganvarre, waar ze hun derde reisgezel, Qvigstad zullen ontmoeten. In het noordelijke gebied waar Alfred onderzoek wil doen, wemelt het van de muggen, die Alfred voortdurend lastigvallen. Alfred vertelt Arne over de luchtfoto's die hij eigenlijk nodig heeft, en over zijn vader. Alfreds vader was botanicus, bij een expeditie in Zwitserland verongelukte hij na een val, vlak voor de afronding van zijn hoogleraarsopleiding. Alfred vertelt dat hij door zijn moeder altijd is opgevoed in de gedachte dat Alfred het werk van zijn vader moest voltooien. Alfred heeft echter nooit interesse voor planten gehad. Volgens Arne wordt de meteorietentheorie van Sibellee door Nummedal allesbehalve serieus genomen.

Alfred en Arne overnachten in de serre van een houten huis, maar Alfred kan de slaap niet vatten vanwege de muggen. Hij leest een brief van zijn moeder waarin staat dat hij als kind altijd al een meteoriet wou hebben. De volgende ochtend ontmoet Alfred Qvigstad voor het eerst. Er blijkt nog een vierde persoon me te gaan: Mikkelsen. 's Avonds vertrekken ze naar Lievnasjaurre. De bagage wordt over vijf rugzakken verdeeld; een Lap zal meegaan als drager. Alfred overpeinst zijn grote wens: meteorieten vinden; professor worden en met een vriendin van zijn zus trouwen. In gedachten noemt hij het meisje Dido. De rugzak die Alfred draagt is zwaar; bovendien heeft hij erge honger en dorst. Alfreds kompas doet het alleen als het horizontaal ligt, hij is bang een modderfiguur te slaan bij zijn drie medereizigers. Alfred bedenkt hoe Dido verliefd was op Aeneas, en hoe diens vader nog zwaarder op de rug woog dan zijn rugzak. Hij concludeert dat alle wetenschapsspecialismen relatief zijn. Hij herinnert zich een foto van een groot botanisch congres in Genève, zijn vader stond daar als enige zonder naamsvermelding op. 'Alfred de Eerste' mompelt hij, waarna hij in de spiegel kijkt. 
Qvigstad legt aan Alfred en Arne uit waarom hij het alleen met negerinnen kan doen. Als het viertal bij de bivakplaats is aangekomen, betalen ze de Lap en gaan eten. Alfred kan weer niet goed slapen, dit keer door Arne, die bij hem in de tent ligt en nogal luid snurkt. Alfred leest zijn aantekeningen. Hij is erg bang dat hij zonder resultaat terug zal komen van de expeditie. Qvigstad discussieert met Mikkelsen over God, het heelal en het scheppingsverhaal uit de Edda. Qvigstad beweert dat het onzinnig is God als een alwetende wiskundige voor te stellen. Alfred en Arne praten over hun beide vaders, Arne legt uit waarom hij bij het maken van een foto altijd 'perhaps' zegt. Alfred maakt een val; zijn been ligt open van enkel tot knie. Arne vertelt dat hij wel dood had kunnen zijn, Alfred denkt terug aan de noodlottige val van zijn vader. Alfred vertelt Arne over zijn moeder, die recensies over boeken samenstelt a.d.h.v. recensies uit internationale bladen; eigen inbreng komt hierbij niet aan de orde. Maar, stelt hij, overal komen bedriegers voor. De tent waarin Arne en Alfred slapen raakt doorregend, hierdoor wordt Alfreds donzen slaapzak nat, wat rampzalig is. Alfred wordt wakker, doodsbang dat hij onverrichter zake moet terugkeren. Alfred maakt een tocht van twintig kilometer om kraters te gaan bestuderen, maar vindt niets van belang. Arne maakt een goede tekening van het landschap, en Alfred concludeert dat ook Arne's aantekeningen beter zijn dan die van hemzelf. het viertal reist door naar de volgende plaats waar ze zullen bivakkeren. Alfred doet een belangrijke ontdekking: Mikkelsen heeft de door hem begeerde luchtfoto's. Alfred begint een samenzwering te vermoeden: door bewuste tegenwerking inzake de luchtfoto's wil Nummedal zich wreken op zijn vijand Sibbelee. 
Alfred fantaseert hoe hij Mikkelsen doodschopt, de foto's steelt en meteorieten vindt. Toch laat hij voorlopig nog niets van zijn woede aan Mikkelsen merken. 
'Hvalbiff', zoals Nummedal de directeur van de Geologische Dienst noemde, blijkt 'walvissenvlees' te betekenen, en bovendien een in het Noors niet bestaande naam te zijn. Qvigstad regelt voor Alfred dat hij de luchtfoto's van Mikkelsen mag bekijken. Op de foto's is niets van meteorietensporen te zien. Alfred beseft dat Sibbelee hem voor niets naar Noorwegen heeft laten vertrekken. Alfred wil de tocht desondanks voortzetten. 
Alfred kan niet slapen, in het gezicht van Arne ziet hij dat van een oude man. Alfred kan zijn rechterbeen niet goed meer bewegen. 's Ochtends blijken Qvigsted en Mikkelsen te zijn vertrokken om een andere route te gaan volgen. Arne en Alfred maken een tocht in de buurt van een ravijn, Alfred moet hiervoor doodsangsten doorstaan. Bijna zakt hij weg in de modder, zijn spullen worden bovendien nat. Later discussieert Alfred met Arne over het boekhouden van alles wat zich in de wereldgeschiedenis heeft afgespeeld, en de problemen die hierbij naar voren komen. Ook hebben ze het over de filosoof Wittgenstein. Omdat de kompassen van Arne en Alfred verkeerde richtingen aanwijzen, raken ze elkaar kwijt, Alfred blijkt zijn kompas verkeerd te hebben afgelezen. Als hij zijn kompas ook nog kwijtraakt, is hij helemaal verdwaald door vocht doen zijn horloge en zijn camera het ook niet meer. Nu hij alleen is , voelt Alfred zich voor het eerst weer vrij. Nadat hij heeft geslapen blijken zijn spullen weer droog te zijn. Alfred besluit daarop terug te gaan naar de berg waar Mikkelsen en Qvigsted naar toe zijn gegaan. Zijn voetstappen tellend, gaat Alfred terug naar Arne. Als hij is aangekomen, blijkt dat Arne dood is: hij is in een kloof gevallen. 
Alfred neemt Arne's aantekeningen mee, en gaat terug naar Ramnastua. Alfred heeft diarree, de regen maakt het hem nog moeilijker. Alfred keert na een lange tocht terug in de bewoonde wereld: bij een huis, door Lappen bewoond, zorgt hij ervoor dat Arne's lichaam wordt geborgen. Op weg naar de rivier de Karasjokka hoort Alfred een hevige knal, maar kan de oorzaak niet ontdekken. Een Lap vaart hem terug naar Karasjok waar hij na een hotelovernachting terug gaat met de bus. In de bus ontmoet Alfred een Noors meisje, Inger-Marie. Hoewel het contact aanvankelijk moeilijk verloopt, krijgt hij haar zover de aantekeningen van Arne te vertalen. Arne blijkt veel respect te hebben gehad voor Alfred, omdat hij zich niet liet kennen bij de tegenslagen van de tocht. Alfred keert uiteindelijk terug bij het huis waar hij met Arne is vertrokken. Hij licht zijn moeder via een telegram in over zijn thuiskomst; en besluit Nummedal in zijn huis in Bergen te ontmoeten. Weer stelt Alfred zich nederig op tegenover Nummedal, deze wordt echter boos. Nummedal krijgt Arne's aantekeningenboekjes, maar hij zal ze door zijn blindheid nooit kunnen lezen. Nummedal vertelt hoe Hvalbiff hem altijd heeft tegengewerkt. Alfred begint te vermoeden dat Hvalbiff een soort spotnaam van Nummedal voor Oftedahl zou kunnen zijn, hij wil het niet uitzoeken. Alfred ontmoet Wilma, de Amerikaanse vrouw uit Tromsø weer, en rijdt met haar naar het huis van Edvard Grieg. Ze vertelt hem dat ze muziekrecensies schrijft en dat Europeanen volgens haar altijd op belachelijke wijze Amerikaanse gewoonten over proberen te nemen. In haar hotelkamer aangekomen, trekt zij een pyjama met ritssluiting aan. Volgens haar vinden mannen dit sexy vanwege hun verdrongen homoseksualiteit. Hun samenzijn wordt echter verstoord door Wilma's man ( 'Fred Flintstone'). In het vliegtuig naar huis leest Alfred een krant, waarin de knal bij Karasjok een meteorieteninslag wordt genoemd, hij drinkt een halve fles whisky leeg. Later bedenkt Alfred zich hoe het er bij de begrafenis van Arne uit zal zien en hoe Qvigsted en Mikkelsen het maken. Van zijn moeder krijgt Alfred twee manchetknopen, waarin stukjes meteoriet zijn verwerkt. Alfred neemt het zich zeer kwalijk dat hij de steentjes niet meteen als zodanig herkende, hij denkt aan een expeditie met zijn studiegenoot Brandel. Toen deze met hem door een zeer helder meer waar je de boden kon zien, zwom, deed hij van alles, behalve naar de bodem kijken. Alfred concludeert dat hij zijn moeder en zijn zus nooit uit zal kunnen leggen waarom hij verdrietig is, hij heeft de meteorietenhypothese niet kunnen bewijzen.
(http://www.scholieren.com/boekverslag/41545) 

KENMERKEN NATURALISME.
1, de verteller velt geen oordeel
2. er is aandacht voor het individu
3. de hoofdpersoon is zwak
4. de personages komen tijdens het verhaal in aanraking met de harde realiteit, waardoor ze met beide benen op de grond terechtkomen
5. veel aandacht voor milieu van de hoofdpersonen
6. werkelijkheid wordt realistisch en wetenschappelijk beschreven/weergegeven

KENMERKEN IN BOEK.
1. De verteller is in dit verhaal volledig objectief. Hij geeft zijn mening niet en alle gebeurtenissen die de hoofdpersoon beleefd worden door de personages zelf beoordeeld: 

2, 3, 4 en 6: "Zoals ik het hen heb zien doen, belaad ook ik mijn rug. Godverdomme, zwaarder nog dan ik gedacht had. Diep gebogen loop ik achter hen aan, eerst tot mijn enkels in de modder wegzakkend, dan voorzichtig mijn voeten neerzettend op de papperige helling. Mijn fototoestel en kaartentas, aan mijn nek hangend, bungelen bij elke stap tegen mijn buik. Als ik in de verte kijken wil, moet ik m'n hoofd schichtig opheffen als een mol of een soortgelijk dier dat geschapen is om altijd naar de grond te kijken. Ik voel mijn slapen opzwellen en mijn bloed hamert op de hoofdpijn in mijn schedel. Ik heb het muggennetje van mijn hoofd neergelaten en zie het landschap door een groene nevel van muskietengaas."

5: "Wie een taal spreekt die zijn moedertaal niet is, die wordt naar beneden gedrukt, onherroepelijk. Waarom hebben gekoloniseerde volkeren zoals negers, indianen enz. de reputatie gekregen dat ze zo kinderlijk zijn? Omdat zij gedwongen waren tegen hun meesters talen te spreken die zijn niet goed kenden."

Dit boek is dus duidelijk een naturalistische roman. De mening van de schrijver wordt weggedrukt of alleen beschreven via zijn personages. De personages zijn erg individualistisch en krijgen voortdurend te maken met de realiteit. Deze realiteit wordt dan ook zeer goed beschreven, alsof de realiteit het enige is wat de mens tot mens maakt. Deze mens is echter wel vaak zwak, somber of verveeld. Deze drie dingen zie je ook terugkomen in de hoofdpersoon van Nooit meer slapen, Alfred Issendorf. Hij is zwak en haalt zijn uiteindelijke doel ook niet. Doordat hij dit doel niet haalt komt hij weer in aanraking met die harde realiteit die zo kenmerkend is voor het naturalisme. 



Geen opmerkingen:

Een reactie posten